Item: Potentieel voor lichamelijke verbetering

Uit interRAI-PEDIA, E-Learning voor RAIview
Ga naar: navigatie, zoeken

TriangleArrow-Left.pngItem: Lichamelijke inspanning Item: Potentieel voor lichamelijke verbetering Item: ADL-toestand is slechter dan 90 dagen geledenTriangleArrow-Right.png

Terug naar sectie Algemeen dagelijks functioneren
Terug naar overzichtspagina Secties en Vragen

Bedoeling

Het beschrijven van het geloof dat er is in het functioneren van de cliënt en de kenmerken die ermee samenhangen. Dit kan een aanwijzing zijn dat de cliënt het vermogen tot grotere zelfstandigheid heeft en op tenminste enige ADL-gebieden betrokkenheid bij zelfzorg heeft. Zelfs bij grote zelfstandigheid bij een activiteit denkt de cliënt wellicht nog beter te kunnen (bijv. langere afstanden lopen, zelfstandig douchen).


Definities

a. De cliënt denkt tot grotere zelfstandigheid in lichamelijk functioneren in staat te zijn

De beantwoording van deze vraag wordt in de volgende rapportages en uitkomsten gebruikt:


CAP: IADL


CAP: Lichaamsbeweging

Kwaliteitsindicatoren


b. Zorgverlener denkt dat de cliënt in staat is tot grotere zelfstandigheid in lichamelijk functioneren

De beantwoording van deze vraag wordt in de volgende rapportages en uitkomsten gebruikt:


CAP: Fecale incontinentie


CAP: IADL

CAP: Lichaamsbeweging

Kwaliteitsindicatoren


Proces

Vraag de cliënt wat hij/zij de komende paar weken, maanden graag zou bereiken. Vraag of dat wanneer hem/haar wat meer tijd wordt gegund dat hij/zij dan meer zelfredzaam in een activiteit denkt te kunnen zijn. Luister en leg vast wat de cliënt denkt, zelfs als dit onrealistisch lijkt. Vraag eveneens, als aanwijzing, of een cliënt steeds beter kan presteren, of zijn/haar vermogen om de ADL’s uit te voeren van tijd tot tijd varieert, of dat de ADL-functie of bewegingsuitslag in de laatste drie maanden is afgenomen of verbeterd.

Vraag de zorgverleners (bijv. de verpleegkundigen) die gewoonlijk voor de cliënt zorgen, of zij denken dat de cliënt tot grotere zelfstandigheid in staat is, of dat het presteren van de cliënt in ADL’s in de tijd varieert. Vraag of de ADL-functie of ermee verbonden bewegingsuitslag in de drie voorafgaande maanden is afgenomen of verbeterd. U moet er wellicht bij de zorgverleners op aandringen om factoren te overwegen als:

  • Heeft het zelfdoen in een van de ADL’s in de laatste week gevarieerd (bijv., was er gewoonlijk hulp van 2 personen nodig, maar was er een dag bij dat de transfer uit bed slechts met behulp van 1 persoon plaatsvond)?
  • Werd de cliënt gedurende de meeste dagen merkbaar moe?
  • Vermeed de cliënt een ADL-activiteit, hoewel hij/zij daar lichamelijk of cognitief toe in staat was (bijv., weigerde uit angst te vallen alleen te wandelen; stond erop dat anderen de persoonlijke zorg uitvoerden omdat zij dat beter doen)?
  • Is het presteren van de cliënt in een van de ADL’s verbeterd?


Codering

  1. Nee
  2. Ja


Voorbeelden


Voorbeeld 1
De heer N. is cognitief gestoord. Hij krijgt om veiligheidsredenen bij het zich verplaatsen beperkte lichamelijke hulp. Hij gelooft echter dat hij in staat is om alleen te wandelen en staat daarom wanneer de zorgverleners niet kijken vaak op eigen kracht op en loopt dan.
Codeer “1,” Ja, op “a” (De cliënt denkt tot grotere zelfstandigheid in lichamelijk functioneren in staat te zijn)


Voorbeeld 2
De verzorgende die mevrouw W. in de afgelopen week te eten heeft gegeven heeft opgemerkt dat deze verscheidene pogingen heeft gedaan om voedsel met haar vingers op te pakken. Ze denkt dat mevrouw W. zelfstandiger zou kunnen zijn als er nauwlettend op haar wordt toegezien in een eetgroep voor reactivering.
Codeer “1,” Ja, op “b” (Zorgverlener denkt dat de cliënt in staat is tot grotere zelfstandigheid in lichamelijk functioneren)