CAP: Cognitie: verschil tussen versies

Uit interRAI-PEDIA, E-Learning voor RAIview
Ga naar: navigatie, zoeken
Regel 1: Regel 1:
<h1>CAP: Cognitie</h1>
+
De cognitieve kenmerken van een zelfstandig leven omvatten zowel het vermogen om zich recente gebeurtenissen te herinneren als het vermogen om veilig dagelijkse beslissingen te nemen.
  
<h2>Hoe wordt deze CAP getriggerd?</h2>
+
 
 +
<h1>CAP-activering</h1>
  
 
Als de Schaal 'CPS' minder dan 3 gescoord heeft EN
 
Als de Schaal 'CPS' minder dan 3 gescoord heeft EN
Regel 9: Regel 10:
  
 
NB. deze pagina is nog under construction
 
NB. deze pagina is nog under construction
 +
 +
 +
<h1>Probleem</h1>
 +
 +
De cognitieve kenmerken van een zelfstandig leven omvatten zowel het vermogen om zich recente gebeurtenissen te herinneren als het vermogen om veilig dagelijkse beslissingen te nemen. Enerzijds kunnen milde stoornissen met verouderingsprocessen geassocieerd worden, maar anderzijds is een cognitieve achteruitgang het resultaat van een delirium, een psychiatrische ziekte, een CVA, een metabolische ziekte of een dementie.
 +
 +
Dementie is geen op zichzelf staande ziekte, maar een syndroom. Het kan met verschillende oorzaken in verband gebracht worden. Volgens studies wordt dementie gekenmerkt door de aanwezigheid van drie criteria:
 +
*geheugenproblemen op korte termijn,
 +
*EN problemen met minstens één cognitieve functie (abstract denken, oordelen, oriëntatie, taal, gedrag, veranderingen in persoonlijkheid, enz.),
 +
*EN die problemen hebben een invloed op het uitvoeren van dagelijkse levensactiviteiten.
 +
Verminderde cognitieve capaciteiten bedreigen de persoonlijke zelfstandigheid en verhogen het risico op opname in een instelling. Wat de oorzaak van de cognitieve achteruitgang ook mag zijn, zorgverlening gebaseerd op een correcte diagnose is noodzakelijk voor een geschikte planning.
 +
 +
De begrippen ‘achteruitgang’ en ‘chroniciteit’ moeten ook overwogen worden:
 +
#als er een achteruitgang is zonder de aanwezigheid van de drie bovenstaande criteria, kan men spreken van een cognitieve achteruitgang of cognitief verval,
 +
#als de problemen niet chronisch maar fluctuerend zijn, ligt een delirium meer voor de hand.
 +
 +
 +
<h1>Richtlijnen</h1>
 +
<h2>Eerste diagnostisch onderzoek indien er nog geen diagnose van dementie gesteld is.</h2>
 +
 +
Een cliënt kan in de eerste stadia van dementie zitten, zelfs als hij of zij een lage CPS-score heeft. Als vermoed wordt dat de cliënt er cognitief op achteruitgaat, zou hij of zij voor verder onderzoek moeten doorverwezen worden. In het geval van onduidelijk verleende informatie door de cliënt of de familieleden, kan het nodig zijn onmiddellijk een arts te consulteren.
 +
 +
Bij cliënten waarbij nog geen diagnose van dementie gesteld is, moet overwogen worden hen voor verder onderzoek naar een arts door te verwijzen als:
 +
*De CPS-score 1 of 2 is, OF de CPS-score 0 is, maar er andere tekenen van cognitieve achteruitgang aanwezig zijn.
 +
*‘Andere’ tekenen van cognitieve achteruitgang omvatten de bovengenoemde klinische risicofactoren. Ook (I)ADL-achteruitgang die niet door een fysieke aandoening of door fysieke verzwakking verklaard kan worden, kan op cognitieve achteruitgang wijzen.
 +
 +
Als de nood aan assistentie nog steeds onduidelijk is, consulteer een arts. Bekijk de cliënt zijn of haar dossier en andere recente interRAI-beoordelingen om te zien of er nog redenen (andere dan cognitieve achteruitgang) zijn om de cliënt meer assistentie bij ADL-activiteiten te verlenen. Die redenen kunnen zijn:
 +
*Fysiologische aandoeningen, zoals:
 +
**Musculoskeletale aandoeningen
 +
**Neurologische aandoeningen
 +
**Posttraumatische aandoeningen
 +
*Factoren gerelateerd aan levensstijl en gewoontes
 +
**Overmatig alcoholgebruik
 +
**Gebruik van psychotrope medicatie [zie ‘juist en verantwoord medicatiegebruik’-CAP]
 +
**Huishoudelijke taken. In veel gezinnen nemen beide partners elk specifieke taken op zich (bv. huishouden, financiën).
 +
 +
Zelfs wanneer er voor de mindere prestaties een aanvaardbare verklaring gevonden is, blijf de cliënt observeren op symptomen van cognitieve of fysieke achteruitgang.
 +
 +
Alle cliënten met een CPS-score van 1 of 2 die niet over een dergelijke verklaring beschikken zouden echter een uitvoerig medisch onderzoek moeten ondergaan. Op die manier kunnen te behandelen oorzaken van cognitieve achteruitgang opgespoord worden en kunnen de noodzakelijke geneesmiddelen voorgeschreven worden.
 +
 +
De beoordeling bij de nabehandeling kan gaan van een enkele doktersconsultatie tot een uitvoerig proces bestaande uit neuropsychologische testen, hematologisch onderzoek en hersenscans.
 +
 +
<h2>Omkeerbare oorzaken van cognitieve achteruitgang</h2>
 +
 +
Bijna elk nieuw geneesmiddel kan een negatieve impact op de cognitieve status hebben (zie [[CAP: Medicatiegebruik|‘juist en verantwoord medicatiegebruik’-CAP]]).
 +
 +
Bepaalde soorten dementie, zoals die die te wijten zijn aan een foliumzuur- of vitamine B12-tekort, stoornissen van het calciummetabolisme of de schildklierwerking of overmatig alcoholgebruik, kunnen omkeerbaar zijn.
 +
 +
Voor cliënten bij wie achteruitgang dient voorkomen te worden, moet u de volgende klinische risicofactoren doornemen. Op die manier kan u onderzoeken of er een eventueel verband bestaat tussen deze risicofactoren en het cognitief verlies.
 +
 +
<h3>Symptomen van een wisselende cognitieve status.</h3>
 +
Delier, of acute verwardheid, is een aandoening die mogelijks omkeerbaar is. Het kan een verkeerd beeld geven van de werkelijke aard van de typische of gewoonlijke cognitieve beperking van een cliënt. Bij veel cliënten mag je betere cognitieve prestaties verwachten van zodra die acute verwardheid verdwenen is (zie [[CAP: Delier|delier-CAP]]).
 +
 +
<h3>Cliënten waarbij om het even welke vorm van dementie vastgesteld werd, moeten op symptomen van cognitieve achteruitgang gecontroleerd worden</h3>
 +
Die stelling zou zorgverleners moeten aanzetten tot het identificeren van mogelijks omkeerbare oorzaken (andere dan de ziekte die de dementie veroorzaakt) van recent cognitief verlies. Het is mogelijk dat de handelingen van zorgverleners en familieleden een bescheiden daling van het functioneringsniveau overcompenseren. Het is de bedoeling om de cliënt zoveel mogelijk gebruik te laten maken van zijn overgebleven cognitieve capaciteiten, en het zou incorrect zijn om aan te nemen dat recent cognitief verlies niet omkeerbaar is.
 +
 +
Door cognitieve veranderingen vast te stellen kan de zorgverlener zich meer bewust worden van de cognitieve en functionele beperkingen van de cliënt. Tegelijkertijd biedt het hem de kans om de cliënt weer bij besluitvorming en functioneel gerelateerde ADL-activiteiten te betrekken. Hoe meer kennis anderen over cognitieve achteruitgang hebben, hoe beter ze zich een beeld van de capaciteiten van de cliënt zullen kunnen vormen en hoe beter ze zullen weten hoe de cliënt maximaal kan betrokken worden bij het maken van dagelijkse beslissingen.
 +
 +
<h3>Gedragssymtomen die invloed uitoefenen op het dagelijks leven, zorgverlening of betrokkenheid bij activiteiten</h3>
 +
Vertoont de cliënt bepaalde gedragssymptomen (bv. desoriëntatie, agressief gedrag tegenover anderen) die een invloed uitoefenen op het dagelijkse leven, de zorgverlening of de betrokkenheid bij activiteiten? (zie [[CAP: Gedrag|gedrag-CAP]])
 +
*Specifieke behandelingen tegen gedragsproblemen en delier kunnen heel effectief zijn en een gunstige werking op de cognitieve capaciteiten hebben [zie [[CAP: Delier|delier-CAP]] en [[CAP: Gedrag|gedrag-CAP]]).
 +
*Pijn heeft een gekende negatieve impact op cognitie. Wanneer een cliënt met cognitieproblemen pijn lijdt, kan dat leiden tot gedragsproblemen, prikkelbaarheid en functioneel verlies (zie [[CAP: Pijn|pijn-CAP]]).
 +
*Bepaalde gedragsproblemen zijn echter niet omkeerbaar [zie gedrag-CAP]. Als dat het geval is en als de gedragsproblemen zich dagelijks voordoen, kan een andere woonomgeving voor de cliënt misschien beter zijn. Wanneer de cliënt zich echter in een beginstadium van cognitieve achteruitgang bevindt, zou hij of zij in staat moeten zijn om zelf de belangrijke beslissingen in zijn of haar leven te nemen (zelfs waar hij/zij wil wonen).
 +
*Sommige gedragsproblemen vormen geen bedreiging voor de veiligheid, de gezondheid of het activiteitenpatroon van de cliënt en vereisen dus geen directe tussenkomst. Maar als er een tijdelijk verband tussen gedrag en cognitieve achteruitgang bestaat, overweeg dan om de gedragsproblemen wel te behandelen.
 +
*Het kan nuttig zijn om de volgende zaken in overweging te nemen:
 +
**Zijn de cognitieve vaardigheden beginnen te verslechteren na het starten van een behandeling tegen gedragsproblemen (bv. psychotrope medicatie of fysieke fixatie)?
 +
**Is de behandeling de oorzaak van de achteruitgang (bv. bijwerking van een geneesmiddel)?
 +
**Zijn de cognitieve vaardigheden beginnen te verbeteren na het starten van een behandeling tegen gedragsproblemen?
 +
**Is de hulp van de zorgverlener de zelfstandigheid van de cliënt ten goede gekomen?

Versie van 24 mrt 2014 om 13:42

De cognitieve kenmerken van een zelfstandig leven omvatten zowel het vermogen om zich recente gebeurtenissen te herinneren als het vermogen om veilig dagelijkse beslissingen te nemen.


CAP-activering

Als de Schaal 'CPS' minder dan 3 gescoord heeft EN Als meer dan 2 van de volgende antwoorden gegevens zijn:

Gemakkelijk afgeleid = "Gedrag is aanwezig, het lijkt echter anders, het past niet bij het normale functioneren (bijv. acuut begin, verergering of anders dan vorige week)"

NB. deze pagina is nog under construction


Probleem

De cognitieve kenmerken van een zelfstandig leven omvatten zowel het vermogen om zich recente gebeurtenissen te herinneren als het vermogen om veilig dagelijkse beslissingen te nemen. Enerzijds kunnen milde stoornissen met verouderingsprocessen geassocieerd worden, maar anderzijds is een cognitieve achteruitgang het resultaat van een delirium, een psychiatrische ziekte, een CVA, een metabolische ziekte of een dementie.

Dementie is geen op zichzelf staande ziekte, maar een syndroom. Het kan met verschillende oorzaken in verband gebracht worden. Volgens studies wordt dementie gekenmerkt door de aanwezigheid van drie criteria:

  • geheugenproblemen op korte termijn,
  • EN problemen met minstens één cognitieve functie (abstract denken, oordelen, oriëntatie, taal, gedrag, veranderingen in persoonlijkheid, enz.),
  • EN die problemen hebben een invloed op het uitvoeren van dagelijkse levensactiviteiten.

Verminderde cognitieve capaciteiten bedreigen de persoonlijke zelfstandigheid en verhogen het risico op opname in een instelling. Wat de oorzaak van de cognitieve achteruitgang ook mag zijn, zorgverlening gebaseerd op een correcte diagnose is noodzakelijk voor een geschikte planning.

De begrippen ‘achteruitgang’ en ‘chroniciteit’ moeten ook overwogen worden:

  1. als er een achteruitgang is zonder de aanwezigheid van de drie bovenstaande criteria, kan men spreken van een cognitieve achteruitgang of cognitief verval,
  2. als de problemen niet chronisch maar fluctuerend zijn, ligt een delirium meer voor de hand.


Richtlijnen

Eerste diagnostisch onderzoek indien er nog geen diagnose van dementie gesteld is.

Een cliënt kan in de eerste stadia van dementie zitten, zelfs als hij of zij een lage CPS-score heeft. Als vermoed wordt dat de cliënt er cognitief op achteruitgaat, zou hij of zij voor verder onderzoek moeten doorverwezen worden. In het geval van onduidelijk verleende informatie door de cliënt of de familieleden, kan het nodig zijn onmiddellijk een arts te consulteren.

Bij cliënten waarbij nog geen diagnose van dementie gesteld is, moet overwogen worden hen voor verder onderzoek naar een arts door te verwijzen als:

  • De CPS-score 1 of 2 is, OF de CPS-score 0 is, maar er andere tekenen van cognitieve achteruitgang aanwezig zijn.
  • ‘Andere’ tekenen van cognitieve achteruitgang omvatten de bovengenoemde klinische risicofactoren. Ook (I)ADL-achteruitgang die niet door een fysieke aandoening of door fysieke verzwakking verklaard kan worden, kan op cognitieve achteruitgang wijzen.

Als de nood aan assistentie nog steeds onduidelijk is, consulteer een arts. Bekijk de cliënt zijn of haar dossier en andere recente interRAI-beoordelingen om te zien of er nog redenen (andere dan cognitieve achteruitgang) zijn om de cliënt meer assistentie bij ADL-activiteiten te verlenen. Die redenen kunnen zijn:

  • Fysiologische aandoeningen, zoals:
    • Musculoskeletale aandoeningen
    • Neurologische aandoeningen
    • Posttraumatische aandoeningen
  • Factoren gerelateerd aan levensstijl en gewoontes
    • Overmatig alcoholgebruik
    • Gebruik van psychotrope medicatie [zie ‘juist en verantwoord medicatiegebruik’-CAP]
    • Huishoudelijke taken. In veel gezinnen nemen beide partners elk specifieke taken op zich (bv. huishouden, financiën).

Zelfs wanneer er voor de mindere prestaties een aanvaardbare verklaring gevonden is, blijf de cliënt observeren op symptomen van cognitieve of fysieke achteruitgang.

Alle cliënten met een CPS-score van 1 of 2 die niet over een dergelijke verklaring beschikken zouden echter een uitvoerig medisch onderzoek moeten ondergaan. Op die manier kunnen te behandelen oorzaken van cognitieve achteruitgang opgespoord worden en kunnen de noodzakelijke geneesmiddelen voorgeschreven worden.

De beoordeling bij de nabehandeling kan gaan van een enkele doktersconsultatie tot een uitvoerig proces bestaande uit neuropsychologische testen, hematologisch onderzoek en hersenscans.

Omkeerbare oorzaken van cognitieve achteruitgang

Bijna elk nieuw geneesmiddel kan een negatieve impact op de cognitieve status hebben (zie ‘juist en verantwoord medicatiegebruik’-CAP).

Bepaalde soorten dementie, zoals die die te wijten zijn aan een foliumzuur- of vitamine B12-tekort, stoornissen van het calciummetabolisme of de schildklierwerking of overmatig alcoholgebruik, kunnen omkeerbaar zijn.

Voor cliënten bij wie achteruitgang dient voorkomen te worden, moet u de volgende klinische risicofactoren doornemen. Op die manier kan u onderzoeken of er een eventueel verband bestaat tussen deze risicofactoren en het cognitief verlies.

Symptomen van een wisselende cognitieve status.

Delier, of acute verwardheid, is een aandoening die mogelijks omkeerbaar is. Het kan een verkeerd beeld geven van de werkelijke aard van de typische of gewoonlijke cognitieve beperking van een cliënt. Bij veel cliënten mag je betere cognitieve prestaties verwachten van zodra die acute verwardheid verdwenen is (zie delier-CAP).

Cliënten waarbij om het even welke vorm van dementie vastgesteld werd, moeten op symptomen van cognitieve achteruitgang gecontroleerd worden

Die stelling zou zorgverleners moeten aanzetten tot het identificeren van mogelijks omkeerbare oorzaken (andere dan de ziekte die de dementie veroorzaakt) van recent cognitief verlies. Het is mogelijk dat de handelingen van zorgverleners en familieleden een bescheiden daling van het functioneringsniveau overcompenseren. Het is de bedoeling om de cliënt zoveel mogelijk gebruik te laten maken van zijn overgebleven cognitieve capaciteiten, en het zou incorrect zijn om aan te nemen dat recent cognitief verlies niet omkeerbaar is.

Door cognitieve veranderingen vast te stellen kan de zorgverlener zich meer bewust worden van de cognitieve en functionele beperkingen van de cliënt. Tegelijkertijd biedt het hem de kans om de cliënt weer bij besluitvorming en functioneel gerelateerde ADL-activiteiten te betrekken. Hoe meer kennis anderen over cognitieve achteruitgang hebben, hoe beter ze zich een beeld van de capaciteiten van de cliënt zullen kunnen vormen en hoe beter ze zullen weten hoe de cliënt maximaal kan betrokken worden bij het maken van dagelijkse beslissingen.

Gedragssymtomen die invloed uitoefenen op het dagelijks leven, zorgverlening of betrokkenheid bij activiteiten

Vertoont de cliënt bepaalde gedragssymptomen (bv. desoriëntatie, agressief gedrag tegenover anderen) die een invloed uitoefenen op het dagelijkse leven, de zorgverlening of de betrokkenheid bij activiteiten? (zie gedrag-CAP)

  • Specifieke behandelingen tegen gedragsproblemen en delier kunnen heel effectief zijn en een gunstige werking op de cognitieve capaciteiten hebben [zie delier-CAP en gedrag-CAP).
  • Pijn heeft een gekende negatieve impact op cognitie. Wanneer een cliënt met cognitieproblemen pijn lijdt, kan dat leiden tot gedragsproblemen, prikkelbaarheid en functioneel verlies (zie pijn-CAP).
  • Bepaalde gedragsproblemen zijn echter niet omkeerbaar [zie gedrag-CAP]. Als dat het geval is en als de gedragsproblemen zich dagelijks voordoen, kan een andere woonomgeving voor de cliënt misschien beter zijn. Wanneer de cliënt zich echter in een beginstadium van cognitieve achteruitgang bevindt, zou hij of zij in staat moeten zijn om zelf de belangrijke beslissingen in zijn of haar leven te nemen (zelfs waar hij/zij wil wonen).
  • Sommige gedragsproblemen vormen geen bedreiging voor de veiligheid, de gezondheid of het activiteitenpatroon van de cliënt en vereisen dus geen directe tussenkomst. Maar als er een tijdelijk verband tussen gedrag en cognitieve achteruitgang bestaat, overweeg dan om de gedragsproblemen wel te behandelen.
  • Het kan nuttig zijn om de volgende zaken in overweging te nemen:
    • Zijn de cognitieve vaardigheden beginnen te verslechteren na het starten van een behandeling tegen gedragsproblemen (bv. psychotrope medicatie of fysieke fixatie)?
    • Is de behandeling de oorzaak van de achteruitgang (bv. bijwerking van een geneesmiddel)?
    • Zijn de cognitieve vaardigheden beginnen te verbeteren na het starten van een behandeling tegen gedragsproblemen?
    • Is de hulp van de zorgverlener de zelfstandigheid van de cliënt ten goede gekomen?